Mijn inkt vloeide op het papier als
een veer op de wind, zachte krullen en
onverwachte bewegingen. Ik kan de
bewegingen van de pen nog steeds in mijn
oren horen. Een schrap, een kras, en
duidelijk nooit stil.
Ik voel mij allang geen dichter meer, maar
een persoon die soms dicht (als ik mij
überhaupt al een persoon voel).
Hoe anders moet je het noemen als je
je ideeën en gedachten verlies terwijl je
ze opschrijft. Halverwege de zin stoot ik
tegen leegte. Mijn rijmen heb ik allang
aan het universum teruggegeven.
Ze zeggen dat je alles kan leren als
je jezelf de tijd geeft het te doen maar niet
iedereen heeft dezelfde tijd. Mijn tijd drijft
in stilte op een zee van duisternis, weg
van mijn handen en de opties
die het ooit omarmde.
Mijn jaren, ooit klei, nu verhard en
opgedroogd, in dezelfde vorm dat ik het kocht.
Onaangeraakt en ongebruikt.
Ik probeer nu donkere kamers en
slapeloze nachten in interessante zinnen
te vouwen, maar op hoeveel manieren kan
je hetzelfde verhaal op nieuwe manieren
vertellen? Het is niet alsof mijn leven
verandert of opeens wat anders betekent.
Je kan een som maken van symptomen,
van rotdokters en misdiagnoses, maar
wiskunde mist poezie. We hebben
meer woorden nodig die rijmen op
uitputting.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten