zondag 7 juni 2015

Die staande ovatie moet even wachten

Ik kan je niet zien.
Al sta je recht voor mij,
Ik kan je niet zien.

Jouw neus zit precies waar het moet wezen op je hoofd
En net boven de mond die mensen heeft gekust.
Maar je bent niet echt.

Nee, je bent niet echt.
Niet voor mij
En de wereld waar ik nu in zit.
Je bent niet echt,
Ik kan mijzelf niet geloven.

Nee de onrust,
De onrust,
Die is echt
En ademt in
Wanneer ik,
Als ik ik nog ben,
uitadem.

De wereld is niet meer dan een concept,
Een wild idee en praktisch ongezien.
Voor mij, dat is.

Als ik mijn bel breekt met mijn handen komt er een nieuwe
En als ik mijn eenzaamheid balanceer op mijn vingers, ben ik niet minder eenzaam.

Ik heb het koud
En ik ben bang.
Koud, bang, koud, bang,
BANG!

Ik hou mijn handen voor mij uit zodat ik iets moet voelen of raken.
Ik hou mijn ogen open tot het einde der dagen
Of in ieder geval tot ik weer iets meer voel.
De glittering, en de glinstering, en de vogels die zing-en.
Ik hou mijn handen voor mij uit totdat ik weer weet wat mij wakker maakt
Uit deze nachtmerrie van paranoia opgetrokken tot ver voorbij mijn ogen.

Ik blijf geloven dat alles beter wordt dan dit.
Dat alles beter wordt.
Dat ik beter word.

Mag ik dan jouw lippen kussen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten