Stad van de gouden wateren,
De plek waar bruggen verbinden
Tussen het ene leven en het andere,
Waar een gesprek met een vreemde,
En toch beminde,
In het midden van al die grachten
Hoort bij alle dagen,
Waar je dichter bij het hart komt
In opvallend stille straten,
Zacht kloppende aderen,
Uniek.
Dat is de plek waar het allemaal begon.
Dat is de stad waar ik jou ontmoette,
Waar ik jouw, jij mijn, en de stad ons hart won.
Ik herinner mij nog goed hoe mij hart klopte
Op het ritme van de slagen
Van de trein, en het klonk als wateren
Die met kracht hun golven tegen
Mijn nervositeit deden spatten.
Daar stond je op het perron,
Mijn voeten gingen sneller dan mijn hart
En ik vond je daar, ik kuste je,
Voor het goed en wel begon.
In al die jaren,
Vinden we onszelf nog steeds terug daar waar het begon.
We wandelen binnen op Monumentendagen,
Stellen vreemden open vragen,
Eten onze lunch bij de Dom.
We slaan af in de verborgen steegjes,
Zien de delen van Utrecht die anderen niet zien.
Aaien de stad's vele katten die onverlegen
Ons behandelen alsof we daar horen.
Ooit zal ik mij Utrechtenaar noemen
En tegen vreemden zeggen als ze langs lopen op straat:
"Hey wist je dat mijn leven hier begon?"
En wanneer ze vol staren, in een staat
Vol verwachting, zal ik zorgen dat ze ook van jou houden.
Niet alleen van jouw grachten,
Of de Dom of alle kerken.
En niet alleen van jouw gebouwen,
Of jouw spannende zaterdagnachten,
Maar van al jouw verborgen gedachten
En als de stad waar liefde begint.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten